afb.
Winkelierster te ‘s-Hertogenbosch, geboren op 3 juli 1864, overleden te Nijmegen op 15 februari 1942, dochter van Christiaan Boelens en Theresia Petronella Baank. Zij is getrouwd te ‘s-Hertogenbosch op 25 juli 1895 met Hendrikus Johannes (Hein) Driessen, touwslager aldaar, geboren te Druten (Gld) op 21 juni 1848, overleden te ‘s-Hertogenbosch op 12 januari 1911, zoon van Hendrik Jan Driessen en Hendrika van den Dobbelsteen. Haar moeder overlijdt in het kraambed, als zij geboren wordt. Daarom wordt zij vernoemd naar haar moeder, die als roepnaam Nelly had, maar het Petronella werd al gauw Pietje. In de familie Boelens stond zij bekend als “tante Pietje”, hoewel zij zelf een hekel aan die roepnaam had. Getuigen bij de geboorte-aangifte waren: haar ooms Willem en Tijs Boelens. Vader Christ kon ‘wegens ziekte’ de geboorte-aangifte niet persoonlijk doen. Hij zal waarschijnlijk te bedroefd geweest zijn door het overlijden van zijn vrouw. Op de dag van de geboorte wordt het kind gedoopt in de St.-Pieter. Peter en meter zijn: Haar oom Antoon Boelens en Henrica van Mulkom, gehuwd met Johannes Wilhelmus Baank. Petronella Henrica Antonia Boelens (1864-1942) en Hendrikus Johannes Driessen (1848-1911)
Door het overlijden van de moeder bij de bevalling, weten we dat er complicaties waren. Wellicht is dit de oorzaak van het feit, dat Pietje enigszins achter was in haar geestelijke ontwikkeling. Mensen die haar gekend hebben noemen dit steeds als kenmerk. Soms leek het alsof heftige emoties op haar geen vat konden krijgen, ze was altijd op een vreemde wijze gelijk gestemd. Dit gaf een indruk van oppervlakkigheid. Deze kenmerken waren echter niet zodanig dat zij niet redelijk kon functioneren. Zij zou gewoon trouwen, een gezin stichten en meewerken in de zaak.1 Maar zover is het nog niet, want vóór haar huwelijk werkt ze nog een jaartje als dienstbode in Middelrode. Op 11 juni 1895 gaat ze weer terug naar Den Bosch2 en vestigt zich in de Minderbroedersstraat wijk B nr. 414, waar haar verloofde met zijn broers en zuster woonden. Tot 1893 had ze met haar stiefmoeder en halfzusters op nr. 412 gewoond. Getuigen bij het huwelijk in 1895 zijn: Gerardus Hubertus Driessen, broodbakker, 39 jaar, Bernardus Adrianus Boelens, koopman, 29 jaar, Franciscus Matheus Boelens, koopman, 35 jaar, en Johannes Andreas Driessen, broodbakker, 34 jaar. De heren Driessen zijn broers van de bruidegom; Frans Boelens is broer en Bernard halfbroer van de bruid. Hein Driessen had samen met zijn broers en zuster sinds 1889 hutje bij mutje gegooid: Hendrikus Johannes Driessen, touwslager, Gerardus Hubertus Driessen, bakker, Jacoba Huberta Driessen, winkelierster en Johannes Andreas Driessen, bakker. Zij verklaren een vennootschap aan te gaan met als doel de ‘de voortzetting van de door hen voor gemeenschappelijke rekening gedreven wordende broodbakkerij, bakkerswinkel en touwslagerij’. De firmanaam is Gebr. Driessen. In de vennootschap is ingebracht door de gezamenlijke comparanten: ‘Al de winkelwaren, voorraad graan, meel, hennep, touw, de werktuigen en andere goederen, die tot de uitoefening der bakkerij, van den winkel en van de touwslagerij behooren, alsmede alle vorderingen en schulden’. De eerste drie brengen het pand in aan de Minderbroedersstraat, huis met erf. Op dezelfde datum laten de broers en de zuster ook hun testamenten maken waarin ze elkaar tot algehele erfgenaam benoemen. Op 1 april 1890 treedt broer Gerardus Hubertus uit de zaken en wordt uitgekocht voor f 729.69. Bij het gemeenschappelijk bezit is sprake van een ‘houten loods, benevens de gereedschappen en benodigdheden van de touwslagerij, geschat op f 112’, en van een ‘voorraad grondstoffen en goederen zoo van de bakkerij, als van de touwslagerij en van den winkel’.3 Het lijkt alsof ze er geen rekening mee hielden nog te zullen trouwen. Toch gebeurt dat. Pietje en Hein blijven tot 1900 in de Minderbroedersstraat wonen. De drie oudste kinderen worden er geboren. 1898, 10 september: De gemeenteraad verleent vergunning aan Hein ‘tot het plaatsen eener lijnbaan met houten loodsje, aan het noordelijk einde en aan de westzijde op de openbare straat de Maijweg’, onder de volgende bepalingen: De lijnbaan mag niet langer zijn dan 175 m en niet breder dan 2 meter, het loodsje mag niet breder zijn dan 3 meter en niet langer dan 7 meter en het moet aansluiten aan de lijnbaan. Het loodsje en de voor de lijnbaan benodigde jukken moeten behoorlijk geconstrueerd, net afgewerkt zijn en goed onderhouden worden. Voor het gebruik van de gemeentegrond moet jaarlijks 20 gulden betaald worden.4 Een touwslagerij was een soort touwfabriekje. De Mayweg loopt parallel aan de spoorlijn. Hier had Hein altijd grote wielen met touw staan, dat gevlochten moest worden. Touw voor de boeren, maar ook visserstouw en heel stevig kabeltouw, dat bijv. gebruikt werd voor de trekschuiten. Dit waren boten die door paarden werden voortgetrokken. Het paard liep op de oever en trok de schuit door het water. Bijna ieder jaar ging Hein op bedevaart naar Kevelaar in Duitsland. Hij hechtte erg aan deze uitstapjes. 1899, 5, 10 en 14 juli: Op een veiling in koffiehuis Het Parlement koopt Hein, meester touwslager, voor f 9800 een op de Pensmarkt op de hoek van het Tweede Korenstraatje gelegen winkelhuis. Verkopers zijn de erfgenamen van Martinus Smulders. Het was een reeds bestaande touwzaak. Smulders was ook touwslager. De naam was: De Lelie, zo kwam het pand al voor in 1603.5 1899, 25 november: Hein leent f 10.000 à 4 % van de buurvrouw in de Minderbroedersstraat Cato Rek, weduwe van Antoon Boelens, een tante van Pietje. Hij verleent hypotheek op het pas gekochte pand.6 In 1900 verhuizen ze naar het nieuwe adres: Pensmarkt wijk B nr. 40. Hein en Pietje hadden hier een mooie zaak waar vooral touw en vissersgaren, maar bij voorbeeld ook klompen verkocht werden. Het assortiment bestond ook uit aanverwante artikelen en werd steeds uitgebreid. De hoofdzaak bleef touw, maar later verkocht men ook huishoudelijke artikelen. De halfzussen Cato (tot haar huwelijk in 1902) en Mina Boelens (tot 1903) waren hulp in de huishouding, Cato gratis en Mina in loondienst. Nelly had een erg gezellig contact met haar halfzusters Anna, Cato en Mina. Iedereen noemde haar Pietje. Ze liet Gods water maar over Gods akkeren vloeien, ze liet de dingen gebeuren zoals ze kwamen. Haar halfzusters waren veel feller, hadden het veel vaker over geld verdienen en omzet maken dan zij. Zij ging rustig haar eigen gang. ‘s Zondags ging Pietje met haar kinderen vaak een uitstapje maken. Ze nam dan soms haar zuster Cato mee met haar kinderen. Veel Bosschenaren vonden het leuk om met de paardentram naar Vught te gaan. Men stapte op de Markt in en de tram reed via de Vughterweg naar de Taalstraat. Aan het eind van de Taalstraat op de hoek van het Marktveld in Vught was Herberg St.-Joris. Men dronk daar dan iets en ging weer met de paardentram terug. Dit uitstapje was zeer geliefd! 1907, 3 september: De koopman Johannes Bodar leent f 5000 aan Hein tegen 4 ½ % per jaar. Als zekerheidstelling brengt Hein weer hun winkelpand in.7 Opvallend is dat Hein nooit mede namens Pietje optreedt. Wellicht waren zij niet in gemeenschap van goederen gehuwd. 1907, 4 september: Ook Cato Boelens-Rek leent weer f 5000 aan Hein à 4 % met de winkel als hypothecair onderpand.8 Hij had blijkbaar dringend geld nodig voor zijn zaken. Op de sterfdag van haar man liep Pietje niets vermoedend over de Pensmarkt en haar halfzuster Mina kwam haar tegemoet: “Pietje, oewen Heint leet te stèrreve”. Pietje: “Och jao? Niks an te doen wor? Als ie dood moet, dan moet ‘t mar. Niks an te doen wor!”9 Zo was ze, heel gelaten. Ze reageerde vaak eigenaardig. Ze bleef achter met 6 kinderen in leeftijd variërend van 15 jaar tot 6 jaar. Zeker is dat de jongste dochter, maar misschien wel nog enkele andere kinderen, tijdelijk in een weeshuis in de Keizerstraat geplaatst zijn. Sommige kinderen woonden buiten de stad o.a. in Nijmegen, Oisterwijk en Nuland. Tussen 1915 en 1919 keren ze weer terug naar hun moeder. Waarschijnlijk had Pietje even adempauze nodig. 1912, 15 november: Pietje treedt op voor zichzelf en als moeder/voogdes over haar 6 minderjarige kinderen. Zij verklaart f 3000 schuldig te zijn aan Aukje Lamberta Johanna Bok, wonende te Breda, weduwe van Willem Overbosch. Zij gaat 4 ¾ % rente betalen. Als zekerheidstelling brengt zij in haar woonhuis/winkel op de Pensmarkt.10 Zoon Jan Driessen was inmiddels de opvolger geworden in de zaak. Hij was getrouwd met Leny Maréchal. Brand op Pensmarkt 40, hoek Tweede Korenstraatje, op 22 oktober 1930
Op 23 oktober 1930 staat er een artikel in de krant, getiteld: ‘Brand bij de Firma Wed. P.J. Driessen’. De brand was uitgebroken op de zolderopslagplaats van touw en kinderspeelgoederen. De ‘knechtjongen’ was op de zolder bezig met het opbergen van goederen en kwam naar beneden gehold, roepende ‘brand!’. ‘Onmiddellijk wilde de heer Driessen [=zoon Jan] gaan zien, doch hij kwam niet verder dan de tweede verdieping, zoo snel greep op den zolder het vuur om zich heen. Nog kortelings had de firma drie vrachten speelgoed, als hobbelpaarden, poppenwagentjes, schopjes etc. uit Zaandam ontvangen en op den zolder geborgen in afwachting der St. Nicolaasdagen; er was ook veel touw en dweilen opgeborgen. Meer en meer publiek verzamelde zich om het in een jaar niet meer geziene schouwspel van een brand bij avond te genieten. Al aanstonds was er ook volk in den winkel om een handje met het uitruimen van huisraad, zoo nodig te helpen. Om wanorde te voorkomen raadde de politie aan alleen de boeken en geldswaarden te redden en zich in veiligheid te stellen’. De brand was ontstaan door een brandende sigaret van één van de personeelsleden bij het opbergen van de spullen op de voorraadzolder. Het was een flinke uitslaande brand en de wind joeg de vonkenzee in de richting van de belendende panden, die gelukkig gespaard bleven. De voorgevel zal, naar de bouwpolitie verzekerde, omver gehaald moeten worden, en dan valt vanzelf ook de zijmuur weg. De heer Driessen hoopt echter spoedig er een mooien nieuwen winkel te plaatsen’. Hema was al in het pand ernaast gevestigd. Aan de andere hoek van het Tweede Korenstraatje was ook reeds de firma De Kroon gevestigd, deze zaak heeft daar tientallen jaren gezeten. Doortje de Mol in de touwzaak van haar oom en tante Driessen-Boelens (thans Hema)
De laatste jaren van haar leven woonde Pietje in een tehuis voor ouden van dagen in Nijmegen. Iemand uit de familie Driessen had een legaat gedaan aan het tehuis. In het testament stond de bepaling, dat als een familielid Driessen behoefte zou hebben aan zorg, het huis dan gratis een kamer ter beschikking moest stellen. Pietje heeft hiervan gebruik gemaakt en zo kwam ze dus in Nijmegen terecht. Jan en Leny Driessen-Maréchal hebben, na de dood van Jans moeder, de zaak nog enige tijd voortgezet. Zij hadden geen kinderen. Nadat de zaak van Driessen was opgeheven, kwam er in het pand een kousenwinkel, de firma Blom. Weer later werd de begane grond volledig bij de Hema getrokken, maar als je omhoog kijkt, dan kun je ook nu nog goed zien dat het een zelfstandig pand geweest is, dat geen geheel vormt met het veel grotere pand van de Hema. Uit dit huwelijk: zes kinderen.11 |
Noten | |
1. | Haar dochter, mevrouw Grada Bussche-Driessen (1905-1998) vertelde dat ze nooit echt contact met haar moeder kon krijgen. Andere bronnen: Toos Paanakker-Boelens (1905-1995), Wies Neefs-Boelens (1908-2003), dochters van Boelens uit de Minderbroedersstraat en Wim Brouwers (1908-1992), zoon van Cato Boelens, versterkten dit beeld. |
2. | BHIC BR Berlicum 1890-1898 dienstbodenregister, fol. 5. |
3. | SASH notarissen 1842-1895, notaris Van de Mortel, inv. nr. 1416, akten nrs. 129 (1889) en 43 (1890). |
4. | SASH Gemeenteblad ‘s-Hertogenbosch, 1898, nr. 220. |
5. | SASH Notarissen 1896-1905, inv. nr. 48, akte nrs. 129, 133, 138, 139 en 146; in 1869 had Smulders in datzelfde pand al een touwslagerij/winkel; zie: Adresboek 1869 en: Mosmans: Oude Namen van Huizen en Straten te ’s-Hertogenbosch, nr. 36, blz. 23. |
6. | SASH notarissen 1896-1905, notaris Mr J. de Bergh, inv. nr. 9, akte nr. 375. |
7. | SASH notarissen 1906-1915, notaris Van Dullemen, inv. nr. 3, akte nr. 169. |
8. | SASH notarissen 1906-1915, notaris Van Heusden, inv. nr. 2, akte nr. 104. |
9. | Pietje, jouw Hein ligt te sterven. Pietje: O ja, niks aan te doen hè? Als hij dood moet, dan moet het maar. |
10. | SASH notarissen 1906-1915, notaris Worst, inv. nr. 6, akte nr. 542. |
11. | De oudste dochter, Nelly Driessen, trouwde met Jules Thomas Bussche uit Deurne (bij Antwerpen). Zij kregen twee zonen. Nelly overleed. Pietje heeft dit nog meegemaakt. De jongste dochter, Grada, ging haar zwager helpen in het huishouden. Dit leidde tot een huwelijk. Zij hadden een grote meubelfabriek, waar Grada zeer actief was. Het huis was omringd door de fabrieksgebouwen. |
J.M.B. Boelens en O.J. Nienhuis, Boelens een RK Groninger familie met een grote Bossche tak (2006) I. 689, 720, 723-724, 730-734, 741, 749, 754